Onderscheidend


Een dik pak sneeuw is op komst, voor die tijd nog even gauw langs IJmuiden. Over de grote parkeerplaats komen kort na elkaar twee groepen ganzen vanaf zee landinwaarts vliegen. Kolganzen.
  Nu pretendeer ik ten onrechte een zekere mate van kennis en overtuiging. In alle eerlijkheid heb ik moeite met vliegende ganzen, vooral om kleine rieten en kollen van elkaar te onderscheiden, vooral op grote afstand of met matig licht. Ook de vluchtroep van die twee lijken sterk op elkaar. Dat het nu om kolganzen gaat zie ik pas na inzoomen op het schermpje van mijn camera; ze hebben tóch zwarte streping op buik en flanken.
  Bij de punt van de pier is niemand, vissers noch vogelaars. Alleen ben ik allerminst. Een eerste winter drieteenmeeuw zit net over de rand op het recent aangebrachte asfalt. Die werkt aan zijn uiterlijke verzorging door zijn staartveren door zijn snavel te halen, dan eens met zijn kop over zijn rechterschouder, dan weer over de linker. Als een schip gevaarlijk dicht langs de pier komt varen vliegt de meeuw erop af om erachter te gaan foerageren.
  Terug op het vasteland, bij het Kennemermeer. Het immer aanwezige groepje zilvermeeuwen heeft nu zes kleine mantels in zijn midden. De eerste die ik dit jaar zie. Ze badderen als verre reizigers die net zijn aangekomen na een lange reis.
  Een vlucht van 120 ganzen vliegt over. Dat lijken me kleine rieten, op de foto. Onder andere doordat het zeker geen kolganzen zijn.